Obstakels voor cleantech

Voor bijna elk milieuprobleem is al een oplossing bedacht. Maar waarom duurt het zo lang om duurzame technologieën in te voeren? “Voor duurzame innovaties betaal je vaak meer en het voordeel is voor het milieu, meestal niet voor jou.”

Er valt een bibliotheek te vullen met rapporten en boeken over het verloop van de transitie naar een duurzame samenleving. Rosalinde Klein Woolthuis onderzoekt voor TNO hoe de invoering van groene innovaties – elektrische en hybride voertuigen, zonnepanelen en energie-efficiëntie – in Nederland, Engeland, Spanje en Duitsland verloopt.

Waarom duurt de invoering van duurzame technologie vaak zo lang? “Het is zonder uitzondering behoorlijk verdrietig om al deze verhalen te bestuderen, omdat je ziet dat met name de dingen waarvan de industrie rijker wordt lukken”, concludeert Klein Woolthuis.

Het initiatief tot ontwikkeling van duurzame technologie kan van twee kanten komen: de starter, of het gevestigde bedrijf. Aan de ene kant staat de gepassioneerde techneut of de idealistische zakenman die jarenlang 70-urige werkweken draait om vele ballen in de lucht te houden.

Obstakels voor cleantech

75 procent mislukt

Zo’n starter staat voor nogal wat uitdagingen: het ontwikkelen van technologie, het vinden van geld voor de bouw van een proefinstallatie, het neerzetten van een fabriek, het vinden van personeel om dat alles draaiende te houden, het aanvragen van vergunningen, en, o ja, ook nog het vinden van klanten.

Het kan op elk van die praktische punten mislopen, maar ook op een gebrek aan vaardigheden bij zo’n starter. Die moet immers een heel pakket aan persoonlijke kwaliteiten bezitten, zoals doorzettingsvermogen, geduld, goed kunnen onderhandelen, prioriteiten stellen en vindingrijkheid.

Vandaar dat maar liefst 75 procent van alle starters mislukt, aldus Harvard Business School professor Shikhar Ghosh. Waardoor allerlei mogelijk waardevolle duurzame technologieën op de plank blijven liggen.

Duurzame innovaties

Aan de andere kant staan de gevestigde grote bedrijven, die zich meestal alleen hardmaken voor duurzame innovaties waarbij ze zelf belang hebben. Dat is een heel ander spel. Klein Woolthuis noemt Philips als voorbeeld.

“Dit bedrijf heeft enorm gelobbyd om op Europees niveau de gloeilamp verboden te krijgen. Zij hadden namelijk veel geld gestoken in de ontwikkeling van spaarlampen. Door het verbod op gloeilampen ontstond er een markt voor.” Dat was ook wel nodig, aangezien spaarlampen een stuk duurder zijn dan gloeilampen.

“Voor duurzame innovaties betaal je vaak meer en het voordeel is voor het milieu, meestal niet voor jou”, stelt Klein Woolthuis. “Dat maakt dat dit soort technologie óf geld moet opleveren voor de grote bedrijven die de kracht en macht hebben om ze tot een succes te maken, óf dat dit gereguleerd moet worden vanuit de overheid.”

Deense succes

Naast regulering door de eigen overheid, moet Nederland natuurlijk ook voldoen aan de Europese wetgeving. Daar doemt opeens het beeld op van het ondeugendste jongetje van de klas. Het Nederlandse aandeel duurzame energie blijft de laatste jaren hangen op zo’n 4,5 procent. Dit moet binnen zes jaar uitgegroeid zijn tot 14 procent.

Menige deskundige heeft al laten weten dat dit beslist niet haalbaar is. “Nederland zou eens goed moeten kijken naar landen die veel succes hebben met duurzaamheid, zoals Denemarken”, adviseert Michele Parad, senior analist bij de Cleantech Group en hoofdauteur van The Global Cleantech Innovation Index 2014.

“De Deense overheid besloot decennia geleden dat Denemarken groot moest worden in windenergie. Daarom is vandaag de dag de Deense windturbineproducent Vestas wereldwijd een van de grootste spelers in windenergie.” (...)

Publication: Down to Earth

Date: February 2015

Would you like to read the entire article?

VIEW FULL STORY

Interested in working together?
I'd love to hear from you.

CONTACT ME